Met maart als internationale darmkankermaand in het vooruitzicht, gaat het onderzoek van KNGF Geleidehonden en VUmc met medische detectiehonden een nieuwe fase in. Vijf speciaal opgeleide honden hebben laten zien dat ze darmkanker kunnen signaleren in ontlastingmonsters. Een uitgebreide wetenschappelijke vervolgstudie met drie nieuwe honden moet de herhaalbaarheid van de training en positieve resultaten aantonen. Daarnaast wordt met meer monsters gewerkt, waarmee de methode in de breedte wordt uitgediept.
De honden hebben tot nu toe een stijgende lijn laten zien in het detecteren van nieuwe kankerpatiënten en dit moet nu verder wetenschappelijk worden onderbouwd. KNGF Geleidehonden en VUmc hopen met het onderzoek aan te tonen dat de honden in de toekomst mogelijk een bijdrage kunnen leveren aan de grote puzzel naar het vroegtijdig opsporen van darmkanker. Hoe eerder kanker wordt ontdekt bij patiënten hoe groter de kans op herstel. Het projectteam hoopt het onderzoek eind dit jaar af te ronden met voldoende wetenschappelijk bewijs.
dinsdag 28 februari 2017
zaterdag 25 februari 2017
Ontmoetingsplek voor zorginnovaties
In de Rotterdam Science Tower is donderdag 23 februari de Life Sciences & Health Hub geopend. Dit is een nieuwe ontmoetingsplek voor ondernemers, wetenschappers en zorgorganisaties.
In Rotterdam zijn ruim honderd bedrijven actief in Life Sciences & Health (LS&H). De stad beschikt, mede dankzij kennisinstellingen als het Erasmus MC en de EUR, over het grootste LS&H-netwerk van Nederland. De Hub stelt als 'Living Lab' bedrijven, onderzoekers en zorgorganisaties in staat om samen nieuwe zorginnovaties te ontwikkelen en ze vervolgens door patiënten en cliënten te laten testen.
“Als gemeente zijn we heel blij met de lancering", zegt Maarten Struijvenberg, wethouder Werkgelegenheid en Economie. "De LS&H-sector is een grote werkgever en een van de belangrijkste economische sectoren in de stad. De Hub draagt bij aan innovatie en ontwikkeling in de gezondheidszorg en de medische wetenschap. Ik vind het geweldig dat ondernemers, wetenschappers én Rotterdammers nu fysiek samenkomen om innovaties te ontwikkelen en te ervaren."
Thijs Spigt, directeur van Erasmus MC Technology Transfer Office (TTO): "Vanuit TTO begeleiden wij met name wetenschappers, maar ook medewerkers, zoals een verpleegkundige, met nieuwe innovatieve ideeën. Dit kan gaan om een nieuw medicijn, maar ook om een wasstraat voor het ziekenhuisbed. We helpen de kennis te beschermen, zoeken naar samenwerkingspartners en de juiste financiering om een product op de markt, ofwel bij de patiënt te krijgen. Een van de manieren is een start-up oprichten. Deze faciliteren we in de Incubator en nu ook in de Life Sciences & Health Hub."
De Hub is een initiatief van het Erasmus MC, Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE), het Life Sciences & Health Consortium en de gemeente Rotterdam.
In Rotterdam zijn ruim honderd bedrijven actief in Life Sciences & Health (LS&H). De stad beschikt, mede dankzij kennisinstellingen als het Erasmus MC en de EUR, over het grootste LS&H-netwerk van Nederland. De Hub stelt als 'Living Lab' bedrijven, onderzoekers en zorgorganisaties in staat om samen nieuwe zorginnovaties te ontwikkelen en ze vervolgens door patiënten en cliënten te laten testen.
“Als gemeente zijn we heel blij met de lancering", zegt Maarten Struijvenberg, wethouder Werkgelegenheid en Economie. "De LS&H-sector is een grote werkgever en een van de belangrijkste economische sectoren in de stad. De Hub draagt bij aan innovatie en ontwikkeling in de gezondheidszorg en de medische wetenschap. Ik vind het geweldig dat ondernemers, wetenschappers én Rotterdammers nu fysiek samenkomen om innovaties te ontwikkelen en te ervaren."
Thijs Spigt, directeur van Erasmus MC Technology Transfer Office (TTO): "Vanuit TTO begeleiden wij met name wetenschappers, maar ook medewerkers, zoals een verpleegkundige, met nieuwe innovatieve ideeën. Dit kan gaan om een nieuw medicijn, maar ook om een wasstraat voor het ziekenhuisbed. We helpen de kennis te beschermen, zoeken naar samenwerkingspartners en de juiste financiering om een product op de markt, ofwel bij de patiënt te krijgen. Een van de manieren is een start-up oprichten. Deze faciliteren we in de Incubator en nu ook in de Life Sciences & Health Hub."
De Hub is een initiatief van het Erasmus MC, Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE), het Life Sciences & Health Consortium en de gemeente Rotterdam.
vrijdag 24 februari 2017
eSight bril geeft blinden en slechtzienden zicht terug
Het gaat goed met de ontwikkeling van de eSight, een bril die blinden hun zicht weer teruggeeft. Met de derde generatie van de bril worden bij blinden en slechtzienden uitstekende resultaten behaald, zo blijkt uit deze video van Cnet.
donderdag 23 februari 2017
‘Zelfdenkende medicijnen’ met DNA-computer stap dichterbij
Onderzoekers van de TU/e presenteren een nieuwe techniek die het mogelijk moet maken om met behulp van DNA-computers de afgifte van medicatie in het bloed te controleren. In het vakblad Nature Communications beschrijft het team, onder leiding van biomedisch ingenieur Maarten Merkx, hoe ze voor het eerst een DNA-computer hebben ontwikkeld die in staat is om meerdere antistoffen in het bloed te detecteren en op basis daarvan een berekening uit te voeren. Dit is een belangrijke stap in de ontwikkeling van slimme, ‘zelfdenkende’ medicijnen, waarmee op termijn de medicatie van bijvoorbeeld reuma en de ziekte van Crohn beter kan worden gecontroleerd, met minder bijwerkingen en lagere kosten.
De methode die de TU/e-onderzoekers presenteren is te vergelijken met een beveiligingssysteem dat eigenhandig een deur opent afhankelijk van de persoon die ervoor staat. Wanneer de camera de persoon herkent, gaat de deur van het slot, maar bij een onbekende blijft de deur dicht. “Het onderzoek naar diagnostische tests richt zich vaak alleen op de ‘herkenning’, maar het bijzondere aan dit systeem is dat het nadenkt en dat het kan worden gekoppeld aan een actie zoals de afgifte van een medicijn”, zegt hoogleraar Biomedical Chemistry Maarten Merkx.
Om een dergelijke bewerking te kunnen doen is dus ‘denkwerk’ nodig. Die rol wordt in dit systeem vervuld door een zogenaamde DNA-computer. DNA kennen we als de drager van genetische informatie, maar DNA-moleculen blijken ook zeer geschikt om moleculaire berekeningen mee te doen. De volgorde binnen een DNA-molecuul bepaalt met welke andere DNA-moleculen het kan reageren, waardoor onderzoekers van tevoren gewenste reacties kunnen programmeren.
Tot dusver was de biomedische toepassing van DNA-computers beperkt omdat ze alleen andere DNA- en RNA-moleculen als input konden gebruiken. Om te bepalen of iemand een bepaalde ziekte heeft is het belangrijk om de concentratie van specifieke antistoffen te meten – stoffen die ons afweersysteem aanmaakt als we ziek zijn. Merkx en zijn collega’s zijn er nu als eerste in geslaagd om de aanwezigheid van antistoffen te koppelen aan een DNA-computer.
Hun techniek vertaalt de aanwezigheid van elke antistof naar een uniek stukje DNA, waarna de DNA-computer op basis van de aanwezigheid van één of meerdere antistoffen kan beslissen of bijvoorbeeld medicijnafgifte nodig is. “Bij aanwezigheid van een bepaald DNA-molecuul wordt een serie reacties in gang gezet waarbij we de DNA-computer verschillende programma’s kunnen laten uitvoeren”, legt promovendus en eerste auteur Wouter Engelen uit. “Onze resultaten laten zien dat we de DNA-computer kunnen gebruiken om de activiteit van enzymen te controleren, maar we denken dat het ook mogelijk is om bijvoorbeeld de activiteit van een therapeutisch antilichaam te controleren.”
Bij de behandeling van chronische ziektes als reuma of de ziekte van Crohn gebruikt men zulke therapeutische antilichamen als medicatie. Het uiteindelijke doel van dit systeem is dat het eigenhandig de hoeveelheid therapeutische antilichamen in het bloed meet en besluit of toediening van eventuele extra medicatie nodig is. Merkx: “Door het meten van antilichamen direct te koppelen aan de behandeling van de ziekte zouden we in de toekomst bijwerkingen en kosten kunnen verminderen.”
De methode die de TU/e-onderzoekers presenteren is te vergelijken met een beveiligingssysteem dat eigenhandig een deur opent afhankelijk van de persoon die ervoor staat. Wanneer de camera de persoon herkent, gaat de deur van het slot, maar bij een onbekende blijft de deur dicht. “Het onderzoek naar diagnostische tests richt zich vaak alleen op de ‘herkenning’, maar het bijzondere aan dit systeem is dat het nadenkt en dat het kan worden gekoppeld aan een actie zoals de afgifte van een medicijn”, zegt hoogleraar Biomedical Chemistry Maarten Merkx.
Om een dergelijke bewerking te kunnen doen is dus ‘denkwerk’ nodig. Die rol wordt in dit systeem vervuld door een zogenaamde DNA-computer. DNA kennen we als de drager van genetische informatie, maar DNA-moleculen blijken ook zeer geschikt om moleculaire berekeningen mee te doen. De volgorde binnen een DNA-molecuul bepaalt met welke andere DNA-moleculen het kan reageren, waardoor onderzoekers van tevoren gewenste reacties kunnen programmeren.
Tot dusver was de biomedische toepassing van DNA-computers beperkt omdat ze alleen andere DNA- en RNA-moleculen als input konden gebruiken. Om te bepalen of iemand een bepaalde ziekte heeft is het belangrijk om de concentratie van specifieke antistoffen te meten – stoffen die ons afweersysteem aanmaakt als we ziek zijn. Merkx en zijn collega’s zijn er nu als eerste in geslaagd om de aanwezigheid van antistoffen te koppelen aan een DNA-computer.
Hun techniek vertaalt de aanwezigheid van elke antistof naar een uniek stukje DNA, waarna de DNA-computer op basis van de aanwezigheid van één of meerdere antistoffen kan beslissen of bijvoorbeeld medicijnafgifte nodig is. “Bij aanwezigheid van een bepaald DNA-molecuul wordt een serie reacties in gang gezet waarbij we de DNA-computer verschillende programma’s kunnen laten uitvoeren”, legt promovendus en eerste auteur Wouter Engelen uit. “Onze resultaten laten zien dat we de DNA-computer kunnen gebruiken om de activiteit van enzymen te controleren, maar we denken dat het ook mogelijk is om bijvoorbeeld de activiteit van een therapeutisch antilichaam te controleren.”
Bij de behandeling van chronische ziektes als reuma of de ziekte van Crohn gebruikt men zulke therapeutische antilichamen als medicatie. Het uiteindelijke doel van dit systeem is dat het eigenhandig de hoeveelheid therapeutische antilichamen in het bloed meet en besluit of toediening van eventuele extra medicatie nodig is. Merkx: “Door het meten van antilichamen direct te koppelen aan de behandeling van de ziekte zouden we in de toekomst bijwerkingen en kosten kunnen verminderen.”
woensdag 22 februari 2017
Maikel Beerens (Xilloc): 'Alleen als je doorzet, slaag je in iets'
De medische tak van Xilloc maakt patiënt specifieke producten om bijvoorbeeld stukken van een schedel te vervangenof een onderkaak, of een oogbodem.
In de industriële sector is Xilloc actief in bijvoorbeeld het printen van onderdelen voor satellieten. Door gebruik te maken van 3D print technologie worden onderdelen van een satelliet een stuk lichter wat zomaar 600.000 liter kerosine scheelt per lancering.
Het bedrijf beschikt over een aluminium printer waar er maar vijf van op de wereld zijn, een investering van 1,2 miljoen euro.
In de industriële sector is Xilloc actief in bijvoorbeeld het printen van onderdelen voor satellieten. Door gebruik te maken van 3D print technologie worden onderdelen van een satelliet een stuk lichter wat zomaar 600.000 liter kerosine scheelt per lancering.
Het bedrijf beschikt over een aluminium printer waar er maar vijf van op de wereld zijn, een investering van 1,2 miljoen euro.
dinsdag 21 februari 2017
Ziekenhuizen aan de slag met videoconsult via een app
Vandaag toonde FocusCura in Berlijn haar nieuwe eHealth-toepassingen, waarmee zorg op afstand voor elke chronische patiënt mogelijk moet worden. Door integratie van het wereldwijd beschikbare Cisco Spark in de eHealth-producten van FocusCura, moet het een fluitje van een cent worden voor zorgaanbieders om zelf een videodokter te beginnen.
Het Nederlandse zorginnovatiebedrijf FocusCura en IT-bedrijf Cisco presenteerden het eerste resultaat van de toepassing van Cisco Spark in de innovatieve zorgapps van FocusCura. Dit gebeurde tijdens het internationale ICT-evenement Cisco Live in Berlijn. Komende maand starten de eerste ziekenhuizen en zorgorganisaties met deze nieuwe vorm van zorgcommunicatie via smartphone of tablet.
De eHealth-producten cContact en cVitals van FocusCura worden door steeds meer ziekenhuizen en thuiszorginstellingen in binnen- en buitenland ingezet voor telemonitoring en beeldzorg. Met cVitals kunnen patiënten thuis vitale waarden meten en automatisch doorsturen naar hun behandelaars; cContact maakt direct videocontact tussen patiënten en zorgverleners mogelijk.
Kwetsbare ouderen en chronische patiënten, zoals mensen met hartfalen of COPD, hebben veelvuldig contact met artsen of verpleegkundigen. Nu kan dit vaak alleen tijdens een bezoek aan het ziekenhuis, wat juist voor deze mensen erg belastend is.
Het Nederlandse zorginnovatiebedrijf FocusCura en IT-bedrijf Cisco presenteerden het eerste resultaat van de toepassing van Cisco Spark in de innovatieve zorgapps van FocusCura. Dit gebeurde tijdens het internationale ICT-evenement Cisco Live in Berlijn. Komende maand starten de eerste ziekenhuizen en zorgorganisaties met deze nieuwe vorm van zorgcommunicatie via smartphone of tablet.
De eHealth-producten cContact en cVitals van FocusCura worden door steeds meer ziekenhuizen en thuiszorginstellingen in binnen- en buitenland ingezet voor telemonitoring en beeldzorg. Met cVitals kunnen patiënten thuis vitale waarden meten en automatisch doorsturen naar hun behandelaars; cContact maakt direct videocontact tussen patiënten en zorgverleners mogelijk.
Kwetsbare ouderen en chronische patiënten, zoals mensen met hartfalen of COPD, hebben veelvuldig contact met artsen of verpleegkundigen. Nu kan dit vaak alleen tijdens een bezoek aan het ziekenhuis, wat juist voor deze mensen erg belastend is.
Online toolkit helpt ontwerpen voor kinderen met kanker
Het project POKO (Participatief Ontwerpen voor KinderOncologie) is dinsdag 14 februari afgesloten met de lancering van een online toolkit. Deze bevat alle achtergrondinformatie, tools en mogelijke interventies die essentieel zijn bij het ontwerpen van oplossingen ter bevordering van adequaat eet- en beweeggedrag bij kinderen met kanker. Het omvangrijke onderzoeksproject POKO stond onder penvoering van Hogeschool Utrecht.
De tookit is te vinden op de website www.poko-toolkit.nl. Daar staan onder meer diverse tools die handig zijn voor ontwerpers die werken voor en met kinderen met kanker. Zo is er het zogeheten Patiëntpad. Dat beschrijft het behandeltraject dat kinderen met kanker ondergaan. Ontwerpers krijgen in het Patiëntpad een totaalbeeld van het ontwerpproces van voedings- en beweeginterventies voor kinderen met kanker. De verschillende stappen in de tijdslijn geven de stappen in de behandeling weer. In de grafische weergave onderaan het ingevulde Patiëntpad zijn het energieniveau van het kind (lichamelijk voelen) en de spanning die het kind en het gezin ervaren (geestelijk voelen) weergegeven.
Fenne Verhoeven, als onderzoeker van het HU-lectoraat Co-design intensief betrokken bij dit project: “Het Patiëntpad is één van de belangrijkste tools en is als het ware een customer journey, een klantreis. Als een ontwerper echt aan de slag wil voor kinderoncologie, dan is het handig om eerste het Patiëntpad te bekijken. De ontwerper ziet vanaf het moment van de diagnose tot het einde van de behandeling waar een kind met kanker tegenaan loopt als het gaat om voeding en beweging.”
Een andere tool zijn de karakterkaarten waarin vier kinderen met verschillende karakters, leeftijden, ziektes en bijwerkingen worden geschetst. Zo ontstaat een beeld van de diversiteit van kinderen met kanker. In de omschrijvingen komen elementen terug die herkenbaar zijn bij verschillende kinderen. Ontwerpers kunnen de kaarten gebruiken als basis bij het opstellen van persona’s, ofwel een karakterisering van een bepaald type kind. Verhoeven: “Deze kaarten geven een beeld van wie de kinderen met kanker zijn. Sommige kinderen zijn de hele tijd heel ziek, andere kinderen kunnen gewoon naar school en sporten. De diversiteit is groot.” Volgens haar biedt de gehele toolkit ontwerpers snelle toegang tot de kinderoncologie. Het gaat om diverse soorten ontwerpers, uiteenlopend van interieurontwerpers tot grafische vormgevers.
Bij POKO was de centrale vraag: hoe stimuleer je kinderen met kanker tot meer bewegen en gezond(er) eten? Diverse partners, waaronder Ucreate, met kennis over gezondheid, gedrag en ontwerpen hebben in het project samengewerkt om deze vraag te beantwoorden. POKO begon eind 2014, dankzij subsidie van RAAK Publiek. De resultaten zijn voortgekomen uit dit tweejarig onderzoeksproject en de eenjarige pilot vooraf. Artsen, verpleegkundigen, kinderen, ouders, studenten en ontwerpers werkten samen aan interventies die de kinderen en hun familie kunnen helpen. Er kwamen veertien producten uit, ontworpen door meer dan honderd studenten van tien verschillende opleidingen. De bekendste en meest succesvolle producten zijn De Reis van Vijf en de Movemat
De tookit is te vinden op de website www.poko-toolkit.nl. Daar staan onder meer diverse tools die handig zijn voor ontwerpers die werken voor en met kinderen met kanker. Zo is er het zogeheten Patiëntpad. Dat beschrijft het behandeltraject dat kinderen met kanker ondergaan. Ontwerpers krijgen in het Patiëntpad een totaalbeeld van het ontwerpproces van voedings- en beweeginterventies voor kinderen met kanker. De verschillende stappen in de tijdslijn geven de stappen in de behandeling weer. In de grafische weergave onderaan het ingevulde Patiëntpad zijn het energieniveau van het kind (lichamelijk voelen) en de spanning die het kind en het gezin ervaren (geestelijk voelen) weergegeven.
Fenne Verhoeven, als onderzoeker van het HU-lectoraat Co-design intensief betrokken bij dit project: “Het Patiëntpad is één van de belangrijkste tools en is als het ware een customer journey, een klantreis. Als een ontwerper echt aan de slag wil voor kinderoncologie, dan is het handig om eerste het Patiëntpad te bekijken. De ontwerper ziet vanaf het moment van de diagnose tot het einde van de behandeling waar een kind met kanker tegenaan loopt als het gaat om voeding en beweging.”
Een andere tool zijn de karakterkaarten waarin vier kinderen met verschillende karakters, leeftijden, ziektes en bijwerkingen worden geschetst. Zo ontstaat een beeld van de diversiteit van kinderen met kanker. In de omschrijvingen komen elementen terug die herkenbaar zijn bij verschillende kinderen. Ontwerpers kunnen de kaarten gebruiken als basis bij het opstellen van persona’s, ofwel een karakterisering van een bepaald type kind. Verhoeven: “Deze kaarten geven een beeld van wie de kinderen met kanker zijn. Sommige kinderen zijn de hele tijd heel ziek, andere kinderen kunnen gewoon naar school en sporten. De diversiteit is groot.” Volgens haar biedt de gehele toolkit ontwerpers snelle toegang tot de kinderoncologie. Het gaat om diverse soorten ontwerpers, uiteenlopend van interieurontwerpers tot grafische vormgevers.
Bij POKO was de centrale vraag: hoe stimuleer je kinderen met kanker tot meer bewegen en gezond(er) eten? Diverse partners, waaronder Ucreate, met kennis over gezondheid, gedrag en ontwerpen hebben in het project samengewerkt om deze vraag te beantwoorden. POKO begon eind 2014, dankzij subsidie van RAAK Publiek. De resultaten zijn voortgekomen uit dit tweejarig onderzoeksproject en de eenjarige pilot vooraf. Artsen, verpleegkundigen, kinderen, ouders, studenten en ontwerpers werkten samen aan interventies die de kinderen en hun familie kunnen helpen. Er kwamen veertien producten uit, ontworpen door meer dan honderd studenten van tien verschillende opleidingen. De bekendste en meest succesvolle producten zijn De Reis van Vijf en de Movemat
maandag 20 februari 2017
MRI voorspelt risico op dementie
Hersenmetingen met de MRI kunnen voorspellen welke ouderen met cerebral Small Vessel Disease een verhoogd risico hebben op dementie. Dat blijkt uit onderzoek van arts-onderzoeker Inge van Uden van het Radboudumc. Een kleinere hippocampus en minder witte stof in de hersenen geven vijftig procent meer risico op dementie binnen vijf jaar. Een verminderde kwaliteit van de verbindingen binnen de hippocampus geeft zelfs twee tot drie keer meer risico op dementie. Inge van Uden promoveert op 14 februari op haar onderzoek.
Cerebral Small Vessel Disease (SVD) is een verzamelnaam voor problemen in de kleine bloedvaten in de hersenen. Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld hele kleine bloedingen of herseninfarcten. De slechtere doorbloeding beschadigt hersenweefsel en vermindert de functie van de hersenen. Hierdoor ontstaat een risico op dementie. Arts-onderzoeker Inge van Uden wilde weten welke patiënten met SVD een hoger risico hebben en volgde ruim 500 ouderen met SVD in de periode van 2006 tot 2015. Bij aanvang van de studie had geen van de deelnemers dementie. Gedurende de onderzoeksperiode volgde zij met de MRI-scanner de gevolgen van SVD in het brein.
In de eerste vijf jaar van het onderzoek ontwikkelde een deel van de proefpersonen dementie. Het bleek dat de patiënten die bij aanvang van de studie een verkleinde hippocampus en minder witte hersenstof hadden 50 procent meer kans hadden om in die periode dement te worden. Bij patiënten van wie de hippocampus nog goed van formaat was, maar waarvan de kwaliteit van de verbindingen verlaagd was, was het risico op dementie zelfs twee tot drie keer hoger. De MRI geeft dus een beter beeld van het risico op dementie dan alleen de aanwezigheid van SVD.
Als mensen op latere leeftijd voor het eerst in hun leven depressieve klachten krijgen, is dat een vroeg signaal voor dementie. Inge van Uden zag dit effect ook terug in haar onderzoekspopulatie, onafhankelijk van de ernst van de SVD. Patiënten met depressieve klachten op hogere leeftijd hadden minder goede hersenverbindingen in de prefrontale cortex, het hersengebied dat een rol speelt in het reguleren van gedrag en stemming. Opvallend was dat dit effect het sterkst was bij mensen die cognitief goed functioneerden. Inge van Uden: “Misschien vormt een laag cognitief vermogen op zich al een sterk risico op dementie, waardoor het aanvullende effect van depressieve symptomen beperkt is.”
Van Uden: “Het zou mooi zijn als mensen bij de eerste geheugenklachten beter antwoord kunnen krijgen op de vraag ‘word ik dement?’. Zolang er geen behandeling voor dementie is, geven cognitieve testen inzicht in de actuele situatie. Om patiënten en hun omgeving goed te kunnen begeleiden is het belangrijk om mensen met een hoger risico regelmatig te controleren. Zodra er een behandeling is die het ziekteproces kan vertragen of zelfs stoppen, wordt MRI-onderzoek erg zinvol om hoog risicopatiënten eerder op het spoor te komen. Wanneer je deze mensen in een vroeg stadium identificeert, kun je meteen gaan behandelen, hopelijk voordat er veel onomkeerbare schade is ontstaan.”
Inge van Uden voerde haar onderzoek uit binnen het RUN DMC project (Radboud University Nijmegen,
Cerebral Small Vessel Disease (SVD) is een verzamelnaam voor problemen in de kleine bloedvaten in de hersenen. Hierdoor ontstaan bijvoorbeeld hele kleine bloedingen of herseninfarcten. De slechtere doorbloeding beschadigt hersenweefsel en vermindert de functie van de hersenen. Hierdoor ontstaat een risico op dementie. Arts-onderzoeker Inge van Uden wilde weten welke patiënten met SVD een hoger risico hebben en volgde ruim 500 ouderen met SVD in de periode van 2006 tot 2015. Bij aanvang van de studie had geen van de deelnemers dementie. Gedurende de onderzoeksperiode volgde zij met de MRI-scanner de gevolgen van SVD in het brein.
In de eerste vijf jaar van het onderzoek ontwikkelde een deel van de proefpersonen dementie. Het bleek dat de patiënten die bij aanvang van de studie een verkleinde hippocampus en minder witte hersenstof hadden 50 procent meer kans hadden om in die periode dement te worden. Bij patiënten van wie de hippocampus nog goed van formaat was, maar waarvan de kwaliteit van de verbindingen verlaagd was, was het risico op dementie zelfs twee tot drie keer hoger. De MRI geeft dus een beter beeld van het risico op dementie dan alleen de aanwezigheid van SVD.
Als mensen op latere leeftijd voor het eerst in hun leven depressieve klachten krijgen, is dat een vroeg signaal voor dementie. Inge van Uden zag dit effect ook terug in haar onderzoekspopulatie, onafhankelijk van de ernst van de SVD. Patiënten met depressieve klachten op hogere leeftijd hadden minder goede hersenverbindingen in de prefrontale cortex, het hersengebied dat een rol speelt in het reguleren van gedrag en stemming. Opvallend was dat dit effect het sterkst was bij mensen die cognitief goed functioneerden. Inge van Uden: “Misschien vormt een laag cognitief vermogen op zich al een sterk risico op dementie, waardoor het aanvullende effect van depressieve symptomen beperkt is.”
Van Uden: “Het zou mooi zijn als mensen bij de eerste geheugenklachten beter antwoord kunnen krijgen op de vraag ‘word ik dement?’. Zolang er geen behandeling voor dementie is, geven cognitieve testen inzicht in de actuele situatie. Om patiënten en hun omgeving goed te kunnen begeleiden is het belangrijk om mensen met een hoger risico regelmatig te controleren. Zodra er een behandeling is die het ziekteproces kan vertragen of zelfs stoppen, wordt MRI-onderzoek erg zinvol om hoog risicopatiënten eerder op het spoor te komen. Wanneer je deze mensen in een vroeg stadium identificeert, kun je meteen gaan behandelen, hopelijk voordat er veel onomkeerbare schade is ontstaan.”
Inge van Uden voerde haar onderzoek uit binnen het RUN DMC project (Radboud University Nijmegen,
zondag 19 februari 2017
Nieuwe CEO bij nexuzhealth
Cegeka en UZ Leuven hebben Gertie Delande aangesteld als CEO van hun joint venture nexuzhealth. Gertie Delande moet het elektronische patiëntendossier verder commercialiseren. De basis van de nexuzhealth-samenwerking is het bestaande elektronische patiëntendossier (epd) KWS van UZ Leuven. Aan dat EPD is jarenlange ontwikkeling en kennis van het UZ Leuven en de partnerinstellingen voorafgegaan.
vrijdag 17 februari 2017
Medisch specialisten willen snel landelijk EPD
De politiek moet het snel mogelijk maken om medische gegevens in een elektronisch patiëntendossier landelijk uit te wisselen. Daarvoor pleit Marcel Daniëls, voorzitter van de Federatie Medisch Specialisten. In een interview met Zorgvisie stelt Daniëls dat de balans tussen privacy en medische veiligheid in Nederland is doorgeschoten. Daniëls noemt het onvoorstelbaar dat Nederland de uitwisseling van medische gegevens nog steeds niet goed heeft geregeld in een landelijk EPD. Zijn patiënten zouden het niet begrijpen waarom hij niet bij de medische gegevens kan van hun huisarts of specialist uit een ander ziekenhuis.
Diabetespatiënten zijn baas over eigen bloed met Philips-app
Je hebt diabetes type twee en moet regelmatig bloed prikken. En dan wachten op de uitslag die via de huisarts volgt. Bovendien het gewicht in de gaten houden en kijken of je genoeg beweging hebt. Philips test momenteel een app die de communicatie en samenwerking tussen patiënten en zorgverleners moet verbeteren zodat ze niet steeds bij elkaar moeten komen opdraven. De proef die drie weken geleden is gestart, wordt vrijdag door Philips en Zorgnetwerk Midden-Brabant bekendgemaakt.
donderdag 16 februari 2017
'Ziekenhuizen moeten medische gegevens beter beveiligen'
Ziekenhuizen moeten medische gegevens beter gaan beveiligen. Dat meent minister Edith Schippers van Volksgezondheid. Sommige ziekenhuizen zijn zich te weinig bewust van het belang van de beveiliging van informatie, zo meent de minister. Schippers zegt in antwoord op Kamervragen van PvdA-Kamerlid Astrid Oosenbrug dat de vertrouwelijkheid van medische gegevens en dus de beveiling daarvan een kernwaarde is voor ziekenhuizen. "Ik herken het beeld (...), namelijk dat er verbetering nodig is op het terrein van informatiebeveiliging in de zorg", aldus Schippers.
woensdag 15 februari 2017
Operatiekwartier UZ Leuven vernieuwd met hightechapparatuur
Het operatiekwartier en de postanesthesie-zorgafdeling (PAZA) van UZ Leuven zijn grondig vernieuwd en uitgebreid. Complexe ingrepen zijn voortaan makkelijker uit te voeren dankzij schermen met 3D-beelden, robotchirurgie en software om endoscopische ingrepen op afstand te volgen. Met 33 zalen op 9.713 m² is het operatiecomplex nu het grootste van België.
De uitbreiding en renovatie van het operatiekwartier in Campus Gasthuisberg heeft zes jaar in beslag genomen. De nieuwe, hoogtechnologische zalen voldoen aan de strengste normeringen. Zo is in elke zaal de luchtkwaliteit op hetzelfde niveau en is er een perfecte temperatuurregeling. De ruime zalen creëren ook rust, zegt professor Paul De Leyn, diensthoofd thoraxheelkunde en voorzitter van het OKa-bestuur in UZ Leuven: "Zeker bij een ingreep die lang duurt en waar veel technologie, materiaal en meerdere teams noodzakelijk zijn.”
De operatiezalen werden uitgerust met de nieuwste apparatuur voor complexe ingrepen. Artsen kunnen werken met grote schermen voor endoscopische chirurgie en met 3D-beelden dankzij de nieuwe CT-zaal. Eén zaal werd specifiek uitgerust voor robotchirurgie, waarbij de chirurg opereert aan een console. Röntgenapparatuur biedt hem als als het ware een routenavigator tijdens het opereren. Via nucleussoftware kan de medische staf endoscopische ingrepen van op afstand mee volgen. Een arts kan tijdens een operatie ook overleggen met een collega buiten het OKa, zodat cruciale informatie sneller kan worden gedeeld. Ook in de hybride zaal, een combinatie van een katheterisatielab en een OKa, kunnen technisch complexe ingrepen veiliger uitgevoerd worden dankzij optimale beeldvorming.
Ook de postanesthesie-zorgafdeling (PAZA) werd grondig gerenoveerd en uitgebreid. “Ook daar hielden we rekening met de nieuwste normen en technieken. Er is een aparte toegang voor bezoekers, een scheiding bij de in- en uitstroom van patiënten en een apart traject voor kinderen”, zegt Pierre Luysmans, verpleegkundig manager kritieke zorg.
De uitbreiding en renovatie van het operatiekwartier in Campus Gasthuisberg heeft zes jaar in beslag genomen. De nieuwe, hoogtechnologische zalen voldoen aan de strengste normeringen. Zo is in elke zaal de luchtkwaliteit op hetzelfde niveau en is er een perfecte temperatuurregeling. De ruime zalen creëren ook rust, zegt professor Paul De Leyn, diensthoofd thoraxheelkunde en voorzitter van het OKa-bestuur in UZ Leuven: "Zeker bij een ingreep die lang duurt en waar veel technologie, materiaal en meerdere teams noodzakelijk zijn.”
De operatiezalen werden uitgerust met de nieuwste apparatuur voor complexe ingrepen. Artsen kunnen werken met grote schermen voor endoscopische chirurgie en met 3D-beelden dankzij de nieuwe CT-zaal. Eén zaal werd specifiek uitgerust voor robotchirurgie, waarbij de chirurg opereert aan een console. Röntgenapparatuur biedt hem als als het ware een routenavigator tijdens het opereren. Via nucleussoftware kan de medische staf endoscopische ingrepen van op afstand mee volgen. Een arts kan tijdens een operatie ook overleggen met een collega buiten het OKa, zodat cruciale informatie sneller kan worden gedeeld. Ook in de hybride zaal, een combinatie van een katheterisatielab en een OKa, kunnen technisch complexe ingrepen veiliger uitgevoerd worden dankzij optimale beeldvorming.
Ook de postanesthesie-zorgafdeling (PAZA) werd grondig gerenoveerd en uitgebreid. “Ook daar hielden we rekening met de nieuwste normen en technieken. Er is een aparte toegang voor bezoekers, een scheiding bij de in- en uitstroom van patiënten en een apart traject voor kinderen”, zegt Pierre Luysmans, verpleegkundig manager kritieke zorg.
dinsdag 14 februari 2017
UZA legt de fundamenten voor een virtueel ziekenhuis
Het UZA start met de implementatie van een volledig geïntegreerd elektronisch patiëntendossier (EPD). Het gaat daarvoor een partnerschap aan met internationaal marktleider Cerner. Alle medische gegevens van de patiënt zullen steeds en overal voor elke betrokken zorgverlener en de patiënt beschikbaar zijn volgens de strengste normen van privacy en veiligheid. Een belangrijke stap in de realisatie van eHealth.
De gezondheidszorg ondergaat een ingrijpende transformatie aan een hoog tempo. De vergrijzing, de verschuiving van acute naar chronische zorg en de toenemende complexe zorg zetten zorginstellingen aan om efficiënter en tegelijk kwalitatiever te werken. Door te investeren in eHealth kan de zorgsector hierop inspelen. eHealth is de verzamelnaam voor technologische toepassingen om zorgprocessen binnen de gezondheidszorg elektronisch te ondersteunen. De overheid beschouwd eHealth terecht als prioriteit.
Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen ondertekent een contract met Cerner, internationaal marktleider in geïntegreerde elektronische patiëntendossiers. Hiermee start het UZA met de implementatie van een hoogkwalitatief of high end EPD, de belangrijkste schakel in eHealth. Het EPD omvat gegevens zoals ziektegeschiedenis, diagnose, behandeling, medicatieschema’s, medische beeldvorming, laboratoriumresultaten, allergieën en andere relevante data over een patiënt. Het nieuwe EPD zal de meer dan 150 IT-toepassingen die vandaag binnen het UZA bestaan om die gegevens te verzamelen, vervangen door één centraal systeem. Alle informatie van alle betrokken zorgverleners zal nu in één omgeving beschikbaar zijn. Johnny Van der Straeten, CEO van het UZA: “De keuze voor een volledig geïntegreerd medisch dossier is vooral een keuze voor de digitale toekomst van het UZA.”
Het EPD biedt één veilig kanaal dat de communicatie tussen de patiënt, huisarts en het multidisciplinair team in een ziekenhuis kan stroomlijnen, versnellen en structureren. Het EPD dat het UZA samen met Cerner zal realiseren, vertrekt vanuit het principe dat de patiënt eigenaar is van zijn of haar digitaal dossier. De patiënt geeft instemming om het dossier open te stellen voor de eerstelijnszorg en verwijzers uit andere ziekenhuizen.
Vervolgens kunnen de verwijzers en het thuiszorgteam het dossier - dat realtime gegevens toont - ten alle tijden raadplegen. De verwijzer zal niet alleen verslagen kunnen raadplegen, maar zal zelf ook relevante informatie via een volledig beveiligde manier kunnen toevoegen. Om dit te kunnen realiseren, zullen huisartsen ook actief betrokken worden bij de ontwikkeling.
Het UZA zet via innovatieve projecten al geruime tijd sterk in op monitoring op afstand. Het EPD zal het UZA toelaten nog verder te pionieren in die digitale mogelijkheden om zorg ver buiten het ziekenhuis te laten beginnen. De patiënt zal zijn dossier zelf kunnen beheren via een intuïtieve digitale omgeving, die ook mobiel raadpleegbaar zal zijn. Medisch directeur Guy Hans: “De interactie tussen patiënt en arts zal heel dynamisch worden. Steeds meer aandoeningen worden chronisch van karakter. Voor de continuïteit in de zorg van deze chronische patiënten - zoals onder meer oncologische en cardiologische patiënten – zal de opvolging van de patiënt thuis of op het werk alsmaar belangrijker worden. Gegevens over de toestand van de patiënt worden automatisch verzameld via telemonitoring en wearables. Die gegevens worden op een veilige manier onmiddellijk in het centrale dossier opgeslagen en geïnterpreteerd. Wijkt er een waarde opvallend af, dan krijgt de arts onmiddellijk een melding en kan die zo snel als nodig contact opnemen met de patiënt via telefoon of chat. Het ziekenhuis gaat hierdoor meer en meer naar de patiënt toe.”
Die systematische uitwisseling van informatie zal ook betere medische resultaten opleveren. Een concreet voorbeeld is de onmiddellijke toegang tot correcte informatie over de types en doses onderhoudsmedicatie die een patiënt reeds neemt. Vandaag is de behandelende arts nog afhankelijk van de mondelinge informatie die de patiënt geeft tijdens de consultatie. Soms treedt er echter verwarring op over zowel de benaming van medicatie als over het medicatieschema. Dit kan leiden tot het voorschrijven van geneesmiddelen die slecht met elkaar reageren, met alle mogelijke neveneffecten. Ook therapietrouw zal de arts veel nauwgezetter kunnen opvolgen.
De gezondheidszorg ondergaat een ingrijpende transformatie aan een hoog tempo. De vergrijzing, de verschuiving van acute naar chronische zorg en de toenemende complexe zorg zetten zorginstellingen aan om efficiënter en tegelijk kwalitatiever te werken. Door te investeren in eHealth kan de zorgsector hierop inspelen. eHealth is de verzamelnaam voor technologische toepassingen om zorgprocessen binnen de gezondheidszorg elektronisch te ondersteunen. De overheid beschouwd eHealth terecht als prioriteit.
Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen ondertekent een contract met Cerner, internationaal marktleider in geïntegreerde elektronische patiëntendossiers. Hiermee start het UZA met de implementatie van een hoogkwalitatief of high end EPD, de belangrijkste schakel in eHealth. Het EPD omvat gegevens zoals ziektegeschiedenis, diagnose, behandeling, medicatieschema’s, medische beeldvorming, laboratoriumresultaten, allergieën en andere relevante data over een patiënt. Het nieuwe EPD zal de meer dan 150 IT-toepassingen die vandaag binnen het UZA bestaan om die gegevens te verzamelen, vervangen door één centraal systeem. Alle informatie van alle betrokken zorgverleners zal nu in één omgeving beschikbaar zijn. Johnny Van der Straeten, CEO van het UZA: “De keuze voor een volledig geïntegreerd medisch dossier is vooral een keuze voor de digitale toekomst van het UZA.”
Het EPD biedt één veilig kanaal dat de communicatie tussen de patiënt, huisarts en het multidisciplinair team in een ziekenhuis kan stroomlijnen, versnellen en structureren. Het EPD dat het UZA samen met Cerner zal realiseren, vertrekt vanuit het principe dat de patiënt eigenaar is van zijn of haar digitaal dossier. De patiënt geeft instemming om het dossier open te stellen voor de eerstelijnszorg en verwijzers uit andere ziekenhuizen.
Vervolgens kunnen de verwijzers en het thuiszorgteam het dossier - dat realtime gegevens toont - ten alle tijden raadplegen. De verwijzer zal niet alleen verslagen kunnen raadplegen, maar zal zelf ook relevante informatie via een volledig beveiligde manier kunnen toevoegen. Om dit te kunnen realiseren, zullen huisartsen ook actief betrokken worden bij de ontwikkeling.
Het UZA zet via innovatieve projecten al geruime tijd sterk in op monitoring op afstand. Het EPD zal het UZA toelaten nog verder te pionieren in die digitale mogelijkheden om zorg ver buiten het ziekenhuis te laten beginnen. De patiënt zal zijn dossier zelf kunnen beheren via een intuïtieve digitale omgeving, die ook mobiel raadpleegbaar zal zijn. Medisch directeur Guy Hans: “De interactie tussen patiënt en arts zal heel dynamisch worden. Steeds meer aandoeningen worden chronisch van karakter. Voor de continuïteit in de zorg van deze chronische patiënten - zoals onder meer oncologische en cardiologische patiënten – zal de opvolging van de patiënt thuis of op het werk alsmaar belangrijker worden. Gegevens over de toestand van de patiënt worden automatisch verzameld via telemonitoring en wearables. Die gegevens worden op een veilige manier onmiddellijk in het centrale dossier opgeslagen en geïnterpreteerd. Wijkt er een waarde opvallend af, dan krijgt de arts onmiddellijk een melding en kan die zo snel als nodig contact opnemen met de patiënt via telefoon of chat. Het ziekenhuis gaat hierdoor meer en meer naar de patiënt toe.”
Die systematische uitwisseling van informatie zal ook betere medische resultaten opleveren. Een concreet voorbeeld is de onmiddellijke toegang tot correcte informatie over de types en doses onderhoudsmedicatie die een patiënt reeds neemt. Vandaag is de behandelende arts nog afhankelijk van de mondelinge informatie die de patiënt geeft tijdens de consultatie. Soms treedt er echter verwarring op over zowel de benaming van medicatie als over het medicatieschema. Dit kan leiden tot het voorschrijven van geneesmiddelen die slecht met elkaar reageren, met alle mogelijke neveneffecten. Ook therapietrouw zal de arts veel nauwgezetter kunnen opvolgen.
maandag 13 februari 2017
TU Delft meet bewegingen rolstoeltennissers tijdens ABN AMRO World Wheelchair Tennis Tournament
Om de prestatie van een rolstoeltennisser te verbeteren, wil je nauwkeurig weten wat er tijdens een wedstrijd gebeurt. Onderzoekers van de TU Delft gaan daarom de bewegingen van de sportrolstoel van de toppers in het internationale rolstoeltennis vastleggen. Dit doen zij tijdens het ABN AMRO World Wheelchair Tennis Tournament, van dinsdag 14 t/m zaterdag 18 februari in Rotterdam Ahoy.
In samenwerking met de Haagse Hogeschool proberen Daan Bregman en promovendus Rienk van der Slikke meer inzicht te krijgen in de interactie tussen atleet en rolstoel. Hiermee proberen zij uiteindelijk ‘de perfecte sportrolstoel’ te ontwikkelen, om tot betere sportprestaties te komen en uiteindelijk het aantal blessures te verminderen.
‘Het onderzoek betreft diverse spelers tijdens het ABN AMRO World Wheelchair Tennis Tournament. We kunnen specifiek kijken naar hoe iemand over de baan beweegt en dat vergelijken bij verschillende tegenstanders en tussen een gewonnen of verloren punt’, zegt van der Slikke.
‘Het onderzoek betreft diverse spelers tijdens het ABN AMRO World Wheelchair Tennis Tournament. We kunnen specifiek kijken naar hoe iemand over de baan beweegt en dat vergelijken bij verschillende tegenstanders en tussen een gewonnen of verloren punt’, zegt van der Slikke.
‘We maken daarvoor gebruik van een door de TU Delft en de Haagse Hogeschool ontwikkelde methode waarmee we met slechts drie sensoren alle rolstoelbewegingen in kaart kunnen brengen. Twee sensoren bevinden zich op de wielen en één op het frame. De sensoren wegen slechts 22 gram en de speler ondervindt er geen hinder van.’
Met de sensoren worden de snelheden en versnellingen van de spelers gemeten. Daarnaast wordt ook gemeten hoe snel de spelers draaien en hoe ze bewegen over de baan. Deze zogeheten wheelchair mobility performance wordt vervolgens gekoppeld aan het verloop van een wedstrijd. Door dit te combineren met video analyse, wordt inzichtelijk of er verschillen zijn tussen gewonnen of verloren punten.
‘Het optimaliseren van de prestaties is het ultieme doel en met data uit dit onderzoek kan nog gerichter feedback worden gegeven en vastgesteld worden waar de verbeterpunten liggen’, zegt Dennis Sporrel, bondscoach rolstoeltennis van de KNLTB. Door te kijken naar een wedstrijd bestaat al een bepaald beeld, maar door de koppeling van de mobility performance aan het wedstrijdverloop wordt nog beter inzichtelijk wat er daadwerkelijk gebeurt.
Met de sensoren worden de snelheden en versnellingen van de spelers gemeten. Daarnaast wordt ook gemeten hoe snel de spelers draaien en hoe ze bewegen over de baan. Deze zogeheten wheelchair mobility performance wordt vervolgens gekoppeld aan het verloop van een wedstrijd. Door dit te combineren met video analyse, wordt inzichtelijk of er verschillen zijn tussen gewonnen of verloren punten.
‘Het optimaliseren van de prestaties is het ultieme doel en met data uit dit onderzoek kan nog gerichter feedback worden gegeven en vastgesteld worden waar de verbeterpunten liggen’, zegt Dennis Sporrel, bondscoach rolstoeltennis van de KNLTB. Door te kijken naar een wedstrijd bestaat al een bepaald beeld, maar door de koppeling van de mobility performance aan het wedstrijdverloop wordt nog beter inzichtelijk wat er daadwerkelijk gebeurt.
vrijdag 10 februari 2017
Mega Mindy computerspel helpt kinderen met verlamming
Vandaag stellen de partners van het imec.icon project wE-MOVE bij Studio 100 in Schelle een prototype voor van een Mega Mindy computerspel dat kinderen met eenzijdige verlamming helpt revalideren. Met een Virtual Reality-bril zien de kinderen tijdens het spel hun verlamde arm perfect bewegen, wat hun hersenen traint om dat op termijn ook ‘in het echt’ te doen. Het idee is gebaseerd op de bekende ‘spiegeltherapie’ die ontwikkeld werd voor de behandeling van fantoompijnen. Naast een zeer nauwkeurige tracking van de bewegingen, werd ook een platform ontwikkeld waarmee de therapeut de frequentie, de kwaliteit, en de vooruitgang in de oefeningen kan opvolgen.
Kinderen met eenzijdige verlamming (hemiplegie, bv. als gevolg van een hersentumor) moeten tijdens hun revalidatie regelmatig oefenen. Het is echter niet eenvoudig om hen daarvoor te motiveren. Ze spelen immers liever en computerspelletjes zijn vaak een favoriete bezigheid. En zo ontstond twee jaar geleden het idee bij tien bedrijven en onderzoeksgroepen om een zogenaamde ‘exergame’ te ontwikkelen voor kinderen met hemiplegie. Een exergame combineert ‘exercise’ of fysieke activiteit en ‘gaming’.
In het kader van wE-MOVE werd nog een tweede prototype van een exergame ontwikkeld, een algemeen activerend game dat onder andere voor kinderen met overwicht kan worden gebruikt. Met een dieptecamera en drukzooltjes, om bewegingen zeer nauwkeurig te kunnen detecteren, worden kinderen aangezet om te lopen, te springen en te vliegen, en samen met Mega Mindy of Mega Toby een boef te vangen. Alle data worden nauwkeurig opgeslagen zodat de therapeut via een gebruiksvriendelijke interface de frequentie, de kwaliteit en de vooruitgang in de oefeningen kan opvolgen, ook wanneer die thuis worden uitgevoerd.
Het imec.icon wE-MOVE project liep van 1 januari 2015 tot 31 december 2016 en bundelde de krachten van commerciële partners Sileni Studios, RS Scan International, Spartanova, PreviewLabs en Studio 100 met de wetenschappelijke expertise van onderzoekers van imec – ETRO – VUB, UGent – Rehabilitation Sciences and Physiotherapy (REVAKI), UZ Gent – Children Rehabilitation Center, imec – IPI – UGent en imec – MICT – UGent. Het project kon ook rekenen op de financiële ondersteuning van Agentschap Innoveren & Ondernemen.
Kinderen met eenzijdige verlamming (hemiplegie, bv. als gevolg van een hersentumor) moeten tijdens hun revalidatie regelmatig oefenen. Het is echter niet eenvoudig om hen daarvoor te motiveren. Ze spelen immers liever en computerspelletjes zijn vaak een favoriete bezigheid. En zo ontstond twee jaar geleden het idee bij tien bedrijven en onderzoeksgroepen om een zogenaamde ‘exergame’ te ontwikkelen voor kinderen met hemiplegie. Een exergame combineert ‘exercise’ of fysieke activiteit en ‘gaming’.
In het kader van wE-MOVE werd nog een tweede prototype van een exergame ontwikkeld, een algemeen activerend game dat onder andere voor kinderen met overwicht kan worden gebruikt. Met een dieptecamera en drukzooltjes, om bewegingen zeer nauwkeurig te kunnen detecteren, worden kinderen aangezet om te lopen, te springen en te vliegen, en samen met Mega Mindy of Mega Toby een boef te vangen. Alle data worden nauwkeurig opgeslagen zodat de therapeut via een gebruiksvriendelijke interface de frequentie, de kwaliteit en de vooruitgang in de oefeningen kan opvolgen, ook wanneer die thuis worden uitgevoerd.
Het imec.icon wE-MOVE project liep van 1 januari 2015 tot 31 december 2016 en bundelde de krachten van commerciële partners Sileni Studios, RS Scan International, Spartanova, PreviewLabs en Studio 100 met de wetenschappelijke expertise van onderzoekers van imec – ETRO – VUB, UGent – Rehabilitation Sciences and Physiotherapy (REVAKI), UZ Gent – Children Rehabilitation Center, imec – IPI – UGent en imec – MICT – UGent. Het project kon ook rekenen op de financiële ondersteuning van Agentschap Innoveren & Ondernemen.
‘De reis van de patiënt’ centraal in nieuwe online cursus TU Delft

‘De deelnemers aan deze MOOC leren in vijf weken tijd over de interactie tussen patiënt, arts, familie en omgeving in alle fases van het medische traject’, zegt cursus-samensteller prof. Richard Goossens van de Delftse faculteit Industrieel Ontwerpen. De ‘patient journey’ wordt als tool gebruikt om de interactie tussen patiënt en arts te analyseren. Door deze interactie in kaart te brengen, kunnen de deelnemers leren hoe ze de ervaring van de patiënt kunnen verbeteren.’
De cursus is een inleiding op ‘patient journey mapping’ en is ontwikkeld aan de TU Delft. De ‘patient journey’ bekijkt de interactie tussen de patiënt en de zorgprofessionals in alle fases van de ziekte; het ondergaan van de behandeling, het omgaan met verwachtingen en de interactie met en tussen verschillende ‘belanghebbenden’ (artsen, familieleden, enz.). De cursus visualiseert de verschillende ervaringen die patiënten ondergaan in de medische wereld stap voor stap. Goossens richt zich met deze MOOC onder meer op ontwerpers in de gezondheidszorg en biedt hen kennis, inzichten en tools om de ervaring van de patiënt te analyseren en te verbeteren. Ze leren complexe zorg-scenario’s te duiden, mogelijkheden tot verbetering te herkennen en met concrete oplossingen voor de verbetering van de patiëntervaring te komen.
De Delftse methode wordt al toegepast in de zorg, bijvoorbeeld om maatwerk te bieden bij gesprekken met de orthopedisch chirurg. Bij analyse van de ‘patient jouney’ bleek het een uitdaging om in een tien minuten durend gesprek de verwachtingen van het revalidatieproces na een heupoperatie te bespreken. TU Delft afstudeerder van den Berg ontwikkelde samen met het Reinier de Graaf Ziekenhuis en Zimmer Biomet de interface ‘BICONNECT’ die is gebaseerd op de persoonlijkheid van de patiënt. Dankzij deze interface, waarin onder meer vragen over levensstijl, pijnervaring en wensen de revue passeren, komen patiënten beter geïnformeerd en meer tevreden uit het gesprek met de chirurg.
donderdag 9 februari 2017
'Bedroevend weinig onderzoek naar resultaten e-health'
Een online huisartsenconsult, thuis een zwangerschapsecho maken of zelfs een chemokuur in je eigen huis: er zijn talloze voorbeelden van en proeven met e-health. "Maar er is bedroevend weinig onderzoek gedaan naar de resultaten ervan", zegt Niels Chavannes. De hoogleraar e-health van het Leids Universitair Medisch Centrum zou graag zien dat eerst de gevolgen van digitale innovaties in kaart worden gebracht, voordat er veel geld in wordt geïnvesteerd. "Laten we daar eens mee beginnen voordat we in het wilde weg investeren en het in de praktijk mogelijk tegenvalt."
woensdag 8 februari 2017
Nederlandse antisnurk-armband voorkomt ook tandenknarsen
De Nederlandse startup Sleep.ia heeft een antisnurk-armband ontwikkeld. Vorig jaar november probeerden ze €100.000 op te halen via Kickstarter, maar dat mislukte. Nu is het doel iets bescheidener: €50.000 via Indiegogo – en dat is wél gelukt. De eerste groep krijgt in maart 2017 al een antisnurk-armband geleverd en daarna is de volgende groep voor $89 incl. verzendkosten aan de beurt.
dinsdag 7 februari 2017
UZA kiest resoluut voor ziekenhuisbreed EPD-systeem
Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) heeft een van de belangrijkste - en meest omvangrijke - investeringen voor de volgende jaren vastgelegd: een high-end EPD-systeem dat aan alle voorwaarden voldoet om future-proof te zijn. Professor Walter Verbrugghe, intensivist en projectleider EPD (elektronisch patiëntendossier, nvdr), is erg tevreden over de beslissing. "De plannen die we hebben zijn ambitieus, maar ze voldoen wel aan wat we zelf voor ogen hadden toen we besloten om in het EPD-verhaal te stappen", zegt hij.
maandag 6 februari 2017
BrainScope: een nieuwe blik op de hersenen
Onderzoekers van het LUMC en de TU Delft hebben een webportal ontwikkeld dat een visueel overzicht geeft van genactiviteit in de hersenen. In het portal, BrainScope, kunnen onderzoekers hersenactiviteit snel en interactief verkennen. De zogenaamde atlas helpt hersenonderzoek verder. “BrainScope maakt patronen zichtbaar die je anders nooit zou opmerken”, zegt prof. Boudewijn Lelieveldt (Medical Delta hoogleraar en verbonden aan het LUMC en de TU Delft).
Prof. Lelieveldt is mede-auteur van een publicatie over BrainScope in Nucleic Acids Research. Eerste auteur Sjoerd Huisman, promovendus Bio-informatica aan de TU Delft, heeft BrainScope al op verschillende congressen gedemonstreerd: “Mensen waren wild-enthousiast. Het programma draait gewoon op de pc in een browser, en het werkt zeer snel.”
Het uitgangspunt voor BrainScope zijn twee hersenatlassen met gegevens over genactiviteit die het Allen Institute for Brain Science (Seattle, VS) heeft samengesteld: één voor het volwassen menselijk brein en één voor de ontwikkeling daarvan. Voor de atlas van het volwassen brein zijn zo’n 3700 weefselmonsters uit verschillen hersengebieden van zes donoren onderzocht op activiteit (oftewel expressie) van alle ongeveer 20 duizend genen
“Het is een enorm databestand met een schat aan informatie”, zegt Huisman. “Je kunt met die gegevens twee typen analyses doen: ofwel het expressiepatroon van genen over de hersenen vergelijken, ofwel weefselmonsters met elkaar vergelijken qua genactiviteit. Maar een duidelijk totaaloverzicht van de expressie van alle genen over het gehele brein kon je er tot nu toe niet uit halen. Dat gat hebben wij opgevuld.”
Met BrainScope kunnen onderzoekers actieve genen aan hersenregio’s linken. De 20 duizend genen staan in een plaatje bijeengepakt in een wolk, de weefselmonsters van verschillende hersenregio’s in een ander plaatje. Met statistische technieken zijn de genen zo gegroepeerd, dat genen die op dezelfde plaatsen in de hersenen tot expressie komen dicht bij elkaar staan. De weefselmonsters zijn gegroepeerd op transcriptieprofiel. Naast de twee wolken staan plaatjes van de hersenen die laten zien waar genen actief zijn in de hersenen.
Met zijn muis trekt Baldur van Lew (LUMC, Radiologie), die de BrainScope heeft gebouwd, een rondje op de genenwolk. “Nu krijg ik een lijst met de namen van de genen in dit cirkeltje. Die stuur ik naar een website die van veel genen de functie weet, en kijk: deze genen blijken allemaal te zijn betrokken bij het afweersysteem. Genen die gezamenlijk tot expressie komen, en dus in de wolk op een kluitje liggen, hebben vaak een vergelijkbare functie.” Tegelijk lichten de hersengebieden op waar de omcirkelde genen gezamenlijk actief zijn. Lelieveldt: “In dit geval laten de hersenplaatjes zien dat de monsters waar we nu mee te maken hebben uit de witte stof genomen zijn. Daar bevinden zich gliacellen die een afweerfunctie hebben. Zo kun je makkelijk verbanden opsporen tussen genactiviteit, functie en hersenanatomie. Je kunt daarmee op nieuwe onderzoeksvragen of hypothesen komen.”
Voor de atlas van de ontwikkeling van het brein zijn weefselmonsters uit de hersenen van acht leeftijdsgroepen op genactiviteit onderzocht. Huisman en collega’s maakten per leeftijdsgroep een genenwolk. Daarmee kunnen onderzoekers de genactiviteit over de leeftijdsgroepen vergelijken.
Brainscope is openbaar en (na registreren) toegankelijk via www.brainscope.nl.
TomTom met eenvoudige fitnesstracker
Het Nederlandse TomTom heeft een nieuwe fitnesstracker gepresenteerd. De Touch Cardio kan onder meer stappen tellen, slaap bijhouden en de hartslag meten. De nieuwe fitnesstracker lijkt op een eenvoudigere versie van de TomTom Touch die al enige tijd te koop is. Waar de Touch zich onderscheidt met functies om bijvoorbeeld het vetpercentage bij te houden, kan de nieuwe Touch Cardio dat niet.
vrijdag 3 februari 2017
HU integreert eHealth in het praktijkonderwijs
Zorgopleidingen aan de HU gaan eHealth vooral vanuit de praktijk doceren. Studenten gaan zelf aan de slag met eHealth-oplossingen zoals robots en apps. Niet de nieuwe technologische snufjes, maar het effect ervan op de zorgverlening staat centraal. Dat bleek tijdens de lancering van het nieuwe didactisch kader ‘zorgtechnologie in het hoger onderwijs’, ontwikkeld door de HU.
“We hebben na vier jaar eHealthonderwijs de ervaringen geëvalueerd en daar conclusies uit getrokken over wat werkt en wat niet werkt”, aldus HU-onderzoeker Thijs van Houwelingen, die promotieonderzoek doet naar de competenties die nodig zijn voor het verlenen van zorg op afstand. “Zo merkten we dat de theorie die we gaven, niet goed genoeg blijft hangen. Studenten willen liever praktisch aan de slag met eHealth. We moeten dat zelf inrichten, in practica, want studenten zien eHealth nauwelijks terug op stageplekken.”
De zorgopleidingen gaan eHealth niet meer in losse lessen behandelen, maar integreren met lessen over zorginhoudelijke thema’s. Van Houwelingen: “zo is het bijvoorbeeld onderdeel van een les over medicatieveiligheid. Hierin wordt een app behandeld waarmee je medicatieveiligheid op afstand kunt organiseren. Ook kunnen binnen bijna elke les vragen gesteld worden als: moet dit per se face-to-face of kan dit ook op afstand? Kan een patiënt of mantelzorger dit ook zelf doen, onder begeleiding op afstand? En: wordt het daardoor efficiënter? Technologie is erg veranderlijk. Daarom ligt de focus van het onderwijs niet op de vraag ‘hoe werkt deze app’, maar op de vraag: ‘wat is het effect van deze app op de zorg?’”
Practica moeten de werkelijkheid zo dicht mogelijk benaderen. Zo krijgen studenten les in een ‘zorgcentrale’, die via een alarmsysteem en iPad in contact staat met een andere ruimte: de ‘moderne huiskamer’. Docenten spelen in de moderne huiskamer bijvoorbeeld een chronisch zieke oudere. Studenten moeten vanuit de zorgcentrale achterhalen wat er mis is met de oudere en welke acties ze het best kunnen ondernemen.
Studenten Fysiotherapie leren om te werken met zorgrobot Zora. Zora wordt onder andere ingezet in verzorgingshuizen, om ouderen in beweging te krijgen. Studenten leren om een beweegschema op te stellen en in te voeren in Zora. En ze kijken hoe effectief hun beweegschema is. Docent Jasmin Pekaric: “Je verbaast je over wat zo’n robot voor elkaar krijgt: dingen die een mens van vlees en bloed niet voor elkaar krijgt. Ze heeft een enorme aantrekkingskracht op mensen.”
Deze manier van lesgeven vergt wel een flinke investering. Niet alleen financieel - sommige eHealthoplossingen zijn erg prijzig -, het vergt ook veel van de docent. Docenten moeten zich verdiepen in eHealth en de achterliggende effecten én moeten er creatief mee om kunnen gaan in hun lessen. Om hen daarbij te ondersteunen, is het didactisch kader ontwikkeld.
donderdag 2 februari 2017
Oogrobot doet precisie-injectie bij patiënt met verstopte netvliesader
In UZ Leuven is voor het eerst een patiënt met een verstopte netvliesader geopereerd met behulp van een chirurgische robot. Met een naald van amper dertig duizendste millimeter prikte de robot, bediend door een oogchirurg, in de netvliesader van de patiënt om een klonteroplossend middel in te spuiten. De operatie werd succesvol uitgevoerd en is een wereldprimeur. Onderzoekers van de KU Leuven ontwikkelden de robot en de naald specifiek voor deze ingreep.
Bij patiënten met retinal vein occlusion (RVO) of een verstopte netvliesader is er sprake van een bloedklonter in een bloedvat van het netvlies. Dat leidt tot slechter zicht of zelfs blindheid van het getroffen oog. Wereldwijd hebben 16,4 miljoen mensen een verstopte netvliesader door een trombose in het bloedvat. In België gaat het om ongeveer 25.000 patiënten. Momenteel bestaat de behandeling uit maandelijkse inspuitingen in het oog die enkel de neveneffecten van de trombose verminderen. De klonter zelf wegnemen was tot voor kort niet mogelijk.
Onderzoekers van UZ Leuven en de KU Leuven bestuderen een totaal nieuwe manier om de oorzaak van de verstopte netvliesader aan te pakken en de klonter in het oogbloedvat te verwijderen: retinal vein cannulation (RVC). Dat is een beloftevolle methode waarbij de oogchirurg een ultradunne naald in het bloedvat inbrengt en een geneesmiddel inspuit dat de klonter kan oplossen. Een huzarenstukje, want een oogbloedvat is amper een tiende van een millimeter dik, ongeveer de dikte van een mensenhaar. Geen enkele chirurg is in staat om met de hand veilig in zo’n bloedvat te prikken en de naald gedurende 10 minuten in het bloedvat te houden zonder te bewegen. Het gevaar om daarbij de ader of het netvlies te beschadigen is erg groot.
De robot is het resultaat van zeven jaar onderzoek en een samenwerking tussen ingenieurs van de KU Leuven en oogartsen van UZ Leuven. De huidige fase 1-studie moet aantonen dat het technisch haalbaar is om met een robot een netvliesader aan te prikken en het product ocriplasmine in te spuiten om de klonter op te lossen. Op 12 januari 2017 werd de ingreep voor de eerste keer bij een patiënt van UZ Leuven gedaan. De patiënt stelt het goed en de revalidatie van het oog kan nu beginnen. In een fase 2-studie zullen artsen de klinische effecten van de ingreep onderzoeken.
Bij patiënten met retinal vein occlusion (RVO) of een verstopte netvliesader is er sprake van een bloedklonter in een bloedvat van het netvlies. Dat leidt tot slechter zicht of zelfs blindheid van het getroffen oog. Wereldwijd hebben 16,4 miljoen mensen een verstopte netvliesader door een trombose in het bloedvat. In België gaat het om ongeveer 25.000 patiënten. Momenteel bestaat de behandeling uit maandelijkse inspuitingen in het oog die enkel de neveneffecten van de trombose verminderen. De klonter zelf wegnemen was tot voor kort niet mogelijk.
Onderzoekers van UZ Leuven en de KU Leuven bestuderen een totaal nieuwe manier om de oorzaak van de verstopte netvliesader aan te pakken en de klonter in het oogbloedvat te verwijderen: retinal vein cannulation (RVC). Dat is een beloftevolle methode waarbij de oogchirurg een ultradunne naald in het bloedvat inbrengt en een geneesmiddel inspuit dat de klonter kan oplossen. Een huzarenstukje, want een oogbloedvat is amper een tiende van een millimeter dik, ongeveer de dikte van een mensenhaar. Geen enkele chirurg is in staat om met de hand veilig in zo’n bloedvat te prikken en de naald gedurende 10 minuten in het bloedvat te houden zonder te bewegen. Het gevaar om daarbij de ader of het netvlies te beschadigen is erg groot.
De robot is het resultaat van zeven jaar onderzoek en een samenwerking tussen ingenieurs van de KU Leuven en oogartsen van UZ Leuven. De huidige fase 1-studie moet aantonen dat het technisch haalbaar is om met een robot een netvliesader aan te prikken en het product ocriplasmine in te spuiten om de klonter op te lossen. Op 12 januari 2017 werd de ingreep voor de eerste keer bij een patiënt van UZ Leuven gedaan. De patiënt stelt het goed en de revalidatie van het oog kan nu beginnen. In een fase 2-studie zullen artsen de klinische effecten van de ingreep onderzoeken.
woensdag 1 februari 2017
Robot doodt bacteriën en virussen met uv-licht
Een robot moet patiënten in Amerikaanse ziekenhuizen beschermen tegen infecties. Met uv-licht doodt de robot virussen en bacteriën in een ruimte, zodat er geen ziekteverwekkers meer zijn. Een ziekenhuis in Ohio heeft onlanggs vijf van de robots laten bezorgen. Ze zijn behoorlijk duur, omgerekend bijna 100.000 euro per stuk, maar volgens de fabrikant vallen die kosten in het niet als je bedenkt wat een patiënt met een infectie kost